Causaliteit: een kernprobleem van de wetenschappelijke revolutie

13 maart 2012

Prof. dr. H. Philipse

Het begrip ‘causaliteit’ is nauw verbonden met de vraag wat een goede wetenschappelijke verklaring is. Immers, een wetenschappelijke verklaring poogt de oorzaken van verschijnselen in kaart te brengen. Beide begrippen verschuiven drastisch in de zeventiende en achttiende eeuw. Terwijl de Aristotelische causaliteitsleer met zijn vier oorzaken een belangrijke rol speelde in de late Middeleeuwen, sneuvelden zowel het begrip van een vorm-oorzaak als het begrip van een doel-oorzaak tijdens de wetenschappelijke revolutie. Maar ook het begrip van mechanische oorzakelijkheid, dat voor Descartes maatgevend was, kwam onder druk te staan zodra de klassieke mechanica van Newton algemeen werd aanvaard als maatgevende natuurwetenschappelijke theorie. Het bleek namelijk moeilijk een mechanistisch model voor zwaartekracht te ontwikkelen. Daarom propageerde David Hume in de achttiende eeuw een theorie van causaliteit als regelmatige opeenvolging, die de basis is voor de vele problemen rond het causaliteitsbegrip die tegenwoordige filosofen nog steeds boeien.