Diergedrag: Evolutionaire Grondslagen van Hulpvaardigheid en Moraliteit

13 december 2011

Prof. dr. J.A.R.A.M van Hooff

De evolutie van biologische eigenschappen is voor een belangrijk deel een product van natuurlijke selectie. De Neodarwiniaanse evolutietheorie stelt dat natuurlijke selectie onontkoombaar leidt tot eigenschappen die op een meer effectieve en efficiënte wijze het voorplantingssucces van individuen bevorderen, en dientengevolge ook de verbreiding van de betreffende eigenschappen in volgende generaties. Zulke eigenschappen zijn per definitie adaptief. Een karikaturale weergave van de evolutie schildert die af als een proces dat genetische zelfzucht bevordert, als een “strijd om het bestaan en het overleven van de sterkste; kortom “nature red in tooth and claw”. Dit is echter een forse karikatuur van de evolutionaire werkelijkheid, want we zien dat vele diersoorten leven in sociale verbanden die gekenmerkt worden door samenwerking en zelfs “altruïstisch” hulpbetoon. Hoe dit soort gedrag en de emotionele geneigdheden, die eraan ten grondslag liggen, hebben kunnen evolueren binnen het door Darwin geschetste kader is lange tijd als een probleem gezien. Tegenwoordig begrijpen we dit en krijgen we ook zicht op de evolutionaire oorsprong van ‘moraliteit’ U mag ook de onderstaande, meer uitvoerige samenvatting kiezen, afhankelijk van de lengte die gebruikelijk is in Uw programma’s: De evolutie van biologische eigenschappen is voor een belangrijk deel een product van natuurlijke selectie. De Neodarwiniaanse evolutietheorie stelt dat natuurlijke selectie onontkoombaar leidt tot eigenschappen die op een meer effectieve en efficiënte wijze het voorplantingssucces van individuen bevorderen, en dus, de verbreiding van die eigenschappen in volgende generaties. Zulke eigenschappen zijn per definitie adaptief. Een karikaturale weergave van de evolutie schildert die af als een proces dat genetische zelfzucht bevordert, als een “strijd om het bestaan en het overleven van de sterkste” (zo wordt “the fittest” ten ontechte vertaald)), en vervolgens als “nature red in tooth and claw”. Dit is echter een grove karikatuur van de evolutionaire werkelijkheid. Natuurlijk denken we in de eerste plaats aan eigenschappen die individuen een voorsprong t.o.v. soortgenoten leveren in de wedijver om toegang tot bestaansbronnen of het nu gaat om voedsel, veiligheid of sociale and sexuele partners,. Dus denken we aan onmiddellijk aan aggressie, conflict, dominantie en status. Niettemin zien we dat vele diersoorten leven in sociale verbanden die gekenmerkt worden door samenwerking en zelfs “altruïstisch” hulpbetoon. Hoe dit soort gedrag en de eraan ten grondslag liggende motivationele structuren hebben kunnen evolueren binnen het door Darwin geschetste kader is lange tijd als een probleem gezien. Theoretische overwegingen en empirische bevindingen ondersteunen verklaringen op grond van twee modellen, namenlijk dat van de verwantenselectie en dat van de wederzijdsheid in hulpbetoon en ze maken duidelijk onder welke voorwaarden altruïstische gedragingen zich evolutionair stabiel kunnen ontwikkelen. Voor een aantal diersoorten is zichtbaar gemaakt dat individuen investeren in relatiekwaliteit op langere termijn, die een meerwaarde oplevert voor alle betrokkenen. Daarmee wordt uitzicht geboden op de evolutionaire oorsprong van ‘moraliteit’. We beginnen te begrijpen hoe aan de interacties van samenlevende individuen normatieve sociale regels ontspruiten, alsook de bereidheid zich daarmee te conformeren.