12 november 2002
Dr. L.H. Defize (Utrecht)
Circa twintig jaar geleden lukte het om embryonale stamcellen te isoleren uit vroege muizenembryo’s. Deze cellen beschikken over het vermogen om te differentieren naar alle celtypes die in het volwassen organisme worden aangetroffen. Om die reden worden ze pluripotent genoemd. Recent zijn dergelijke cellen ook verkregen uit humane restembryo’s, afkomstig uit IVF klinieken. Deze cellen kunnen in potentie gebruikt worden om aandoeningen te behandelen waarbij sprake is van weefselbeschadiging en celdood, en juist daarom is er de laatste tijd enorm veel belangstelling in de media voor ontwikkelingen op dit gebied. Voordat embryonale stamcellen daadwerkelijk kunnen worden ingezet in de kliniek moet er nog een flink aantal obstakels worden weggenomen, van zowel praktische als ethische aard. De bewijzen dat er ook in het volwassen organisme nog pluripotente stamcellen voorkomen worden steeds sterker. Het voordeel van zulke “adulte” stamcellen voor medische toepassingen is dat ze uit het lichaam van de te behandelen patient zelf geisoleerd kunnen worden en dus over de juiste genetische eigenschappen beschikken om niet door het lichaam als lichaamsvreemd te worden herkend en te worden afgestoten. In de lezing zal worden ingegaan op de historie van het stamcel onderzoek en op de huidige stand van zaken in het onderzoek naar en de toepassingen van embryonale en adulte stamcellen.