Vitamine D: Verzuchting of Verlichting?

14 december 2010

Dr. J. Duk

Zeer veel internationaal maar ook Nederlands onderzoek toont aan dat grote delen van de mensheid, waaronder mogelijk ook u als lezer of toehoorder, ernstig vitamine D deficiënt is. Door een algemeen gebrek aan kennis wordt dit fenomeen weinig herkend, evenals de soms invaliderende en langdurig aanwezige klachten die eruit voortvloeien. Dit leidt tot het op grote schaal inzetten van overbodige diagnostiek en het toepassen van verkeerde en vaak dure behandelingen die bovendien geen resultaat opleveren. Gezien de enorme schaal van het probleem (momenteel zijn ca. 3 miljoen Nederlanders vitamine D deficiënt), de vaak kwetsbare groepen die het betreft (bejaarden, allochtonen, zwangere vrouwen en hun pasgeborenen) is hypovitaminose D een probleem met grote humane, maatschappelijke en financiële relevantie. Een adequate aanpak zou het levensgeluk van velen kunnen verhogen en significant maatschappelijke kosten kunnen drukken. Dit is echter nog nauwelijks in het collectief bewustzijn van de samenleving, de beroepsgroepen of politiek doorgedrongen. Een idealer ‘medicijn’ is echter bijna niet voorhanden: het kost niets, de werking is krachtig, de bijwerkingen zijn niet relevant en overdoseren is vrijwel onmogelijk. De term vitamine werd in 1912 door Funk geïntroduceerd als “vital amines” : amines waarvan de aanwezigheid essentieel is voor de levensfuncties en die we grotendeels van buiten ons lichaam moeten ‘halen’, omdat het lichaam niet in staat is ze zelf te maken. Voorbeelden zijn de vitamines A of C, waar een tekort leidt tot nachtblindheid resp. scheurbuik. Rachitis was als ziektebeeld al bekend in de oudheid. De eerste wetenschappelijke beschrijving dateert uit 1654. In de 19e eeuw bleek zonlicht belangrijk bij de bestrijding van rachitis (of “Engelse ziekte”) en in 1918 werd rachitis bij honden – via een andere route – genezen: voeding met levertraan. In 1922 introduceerde McCollum voor deze onbekende stof de aanduiding “vitamine D”. Met dit begrip wordt tegenwoordig een hele groep stoffen aangeduid. De meest relevante zijn 25(OH) vitamine D3 (calcidiol) en 1,25 (OH)2 vitamine D3 (calcitriol). Door bestraling van voedingsmiddelen met UV ontstaat vitamine D2, dat vaak in supplementen is verwerkt. Voor de vitamine D status van de mens is het serum 25(OH) vitamine D3 de beste parameter. De functie van de D vitamines binnen de calcium en bothuishouding is al decennia bekend. Veel minder bekend is dat vitamine D essentieel is bij processen als normale celproliferatie en -differentiatie en een rol speelt in de functies van vele, zeer verschillende orgaansystemen. Deficiëntie uit zich dan ook zeer divers: pijn en verminderde spierkracht of osteoporose zijn de meest bekende, maar een tekort speelt waarschijnlijk ook een rol bij het ontstaan van bepaalde auto-immuunziekten zoals diabetes of multipele sclerose en vormen van kanker. Hormonen zijn lichaamseigen stoffen die als “boodschapper” functioneren tussen verschillende organen. De D vitamines zijn dan in die zin uniek, dat zij zowel kenmerken hebben van een vitamine als van een hormoon. Calcidiol is dan het vitamine en calcitriol het hormoon, dat belangrijk is voor calciumopname en botaanmaak. Van de in het lichaam aanwezige hoeveelheid calcidiol is ca. 10% afkomstig uit voeding; het overgrote deel ontstaat in de huid onder invloed van UV-B straling tussen 290 en 315 nm. Dit deel van het lichtspectrum is in onze contreien echter slechts aanwezig tussen april en oktober en dan vooral tussen 11 en 15 uur. Het lichaam slaat het in de zomer geproduceerd calcidiol op in vet- en spierweefsel. Een voldoende voorraad is vervolgens noodzakelijk om de winter door te komen. Hoe artsen, maar ook patiënten, vaak verrast worden door de presentaties van klachten als gevolg van een ernstig vitamine D tekort en het “als sneeuw voor de zon” verdwijnen ervan na suppletie zal daarom onderwerp zijn van deze presentatie.