Wetenschapsbeoefening door VOC-dienaren in Batavia

11 maart 2003

Drs. Adrienne Zuiderweg (Apeldoorn)

De oprichters van de Verenigde Oost-Indische Compagnie in 1602 hadden twee doelstellingen voor ogen: de bevordering van hun handelsbelangen in Zuid-Oost Azië en de verbreiding van de christelijke godsdienst in de nieuwe bezittingen. Koopmanschap en domineesambt waren de trefwoorden vanaf de stichting van Batavia, de Oost-Indische hoofdstad van de VOC, in 1619. Ruim twee en een halve eeuw later, in 1778, werd het Bataviaasch Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen opgericht. Aanleiding was de beantwoording van een theologische vraag die was uitgeschreven door de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen in Haarlem. Met hun initiatief erkenden de oprichters de baanbrekende aktiviteiten van een aantal VOC-dienaren in hun wetenschappelijk onderzoek. Als de werkzaamheden voor de VOC gedaan waren, hadden deze VOC-ers tijd voor hun onderzoek bijvoorbeeld van de Oost-Indische natuur, de geografie, de bewoners van de Bataviase Ommelanden of het maleis. Hun reisverhalen, woordenlijsten of artikelen in tijdschriften van vaderlandse genootschappen geven hiervan blijk. Deze publicaties tonen een wetenschapsbeoefening vanuit Europees perspectief. Sommige VOC-dienaren kochten hun instrumenten in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en verscheepten die met toestemming van de Heren Zeventien, de bestuurders van de VOC, naar Batavia. Dat deed predikant Johannes Mohr die ze bestemde voor zijn observatorium dat hij met privégeld had laten bouwen. Ook medici deden onderzoek. Ze bestudeerden Indische kruiden en stelden een farmacognosisch naslagwerk samen of ze onderzochten Aziatische ziektes, zoals lepra. De komst van het Bataviaasch Genootschap was een stimulans voor de opvolgers van deze onderzoekers. Vanuit het vaderland was er wetenschappelijke belangstelling voor Oost-Indië, Java en Batavia, bijvoorbeeld van de Leidse Akademie en de Amsterdamse burgemeester Nicolaas Witsen. Aanvankelijk was er interesse voor zaden, knollen, bollen, gedroogde planten of voor de koffieteelt maar weldra bereikten ook de vragen van eigenaren van rariteitenkabinetten Batavia. Die waren op zoek naar mineralen, ertsen, schelpen voor hun verzamelingen of naar dieren levend, opgezet of op sterk water. Op verzoek van stadhouders, bijvoorbeeld Maurits en Willem V, verscheepten de Bataviase bestuurders dieren voor hun dierentuin.